Inmiddels is hij kritischer op het begrip vrijheid en ‘wat daarvoor in onze huidige samenleving moet doorgaan’. ‘Het gaat niet om jouw vrijheid, mijn vrijheid. Het gaat over ónze vrijheid. Ik ben niet vrij zonder de vrijheid van een ander. Ik besef heel goed dat iemand anders de prijs betaalt voor onze vrijheid. Dat is wat de geschiedenis ons laat zien, dat is een vast onderdeel van de westerse hegemonie. Er is altijd iemand de Sjaak zodat witte mensen zich veilig kunnen wanen. Kijk naar Fort Europa.’
Collectieve vrijheid
Çankaya pleit ervoor om het oude individualistische idee van vrijheid los te laten. ‘Die maakt ons tot single units die in een competitie met elkaar zijn, dat is die concurrerende logica. En dat tegen de achtergrond van de decennialange afbraak van onze verzorgingsstaat, van de sociale voorzieningen. Met een overheid die niet thuis geeft en verwacht dat de burger zelfredzaam is. Het gevoel dat ‘de ander’ je vijand is, is daarmee enorm gegroeid.’
Hij richt zich liever op de collectieve vrijheid. Hij spreekt liever over solidariteit, over het gemeenschappelijke. Over de erkenning dat vrijheid in Nederland ongelijk is verdeeld. ‘Je moet wel een heel bevoorrecht leven hebben wanneer je je nog steeds vrij, veilig en comfortabel voelt. Blijkbaar heb je dan nog nooit te maken gehad met een politiecontrole, blijkbaar ben je nog nooit op Schiphol uit de rij gehaald. Blijkbaar heb je nog nooit op straat gehoord: ‘Rot maar op naar je eigen land.’ Blijkbaar ben je geen slachtoffer van de toeslagenaffaire.’
Vrijheid en veiligheid
Vrijheid heeft alles te maken met veiligheid, zegt hij. ‘Een groeiend aantal mensen in Nederland voelt zich onveilig. De vraag is dus: wie mag zich veilig voelen en wie niet? En ten koste van wie? Hoe kunnen we die onveiligheid beter verdelen? Daar moeten we het over hebben.’