Wettelijke verankering
In Nederland blijkt er voldoende draagvlak voor een vergelijkbare cyclus van betrokkenheid van deelnemers. Maar die bestaat vooralsnog niet: ‘Inspraak in de vormgeving en de inhoud van het aanbod vindt hier nog niet of nauwelijks plaats. Een manier om te sturen op inspraak is door een wettelijke verankering. In Nederland geldt dat wel voor andere onderwijssectoren, maar niet voor de volwasseneneducatie.’ In Ierland wordt hard gewerkt aan zo’n wettelijke verankering, maar is de inspraak op dit moment ook al stevig verankerd in het beleid via het eerder genoemde The voice of the learner.
Veilige sfeer
De studie van Elderenbosch geeft ook inzicht hoe inspraak in de praktijk het beste vorm kan krijgen. ‘Het is belangrijk dat de deelnemers die hun ervaringen willen delen goed begeleid worden’, vertelt ze. ‘Het moet duidelijk zijn wat er van ze verwacht wordt en ook welke ondersteuning ze kunnen verwachten. Verder zijn duidelijke afspraken nodig over de beloning en de onkostenvergoeding.’ Tijdens de bijeenkomsten zelf is het cruciaal dat er een onafhankelijke gespreksleider is, stelt Elderenbosch verder. ‘Die heeft maar één belang en dat is het boven tafel krijgen van de ervaringen van de deelnemers. Dat lukt alleen als de gespreksleider een veilige sfeer weet te creëren waarin de deelnemers zich vrij voelen om hun oordeel te geven over het aanbod.’ Voor dat laatste is overigens ook de garantie nodig dat de uitspraken van de deelnemers alleen anoniem terechtkomen in de rapportages.
Kwaliteit
Zoals gezegd onderzocht Elderenbosch in de literatuur hoe deelnemers meer betrokken kunnen worden bij de kwaliteitsverbetering van het aanbod. De vraag die daaraan gekoppeld is: wanneer is er eigenlijk sprake van kwalitatief goed aanbod? ‘Om te beginnen moet het een antwoord zijn op de leervraag van degene die aan het leren is’, zegt Elderenbosch. ‘Daarbij hoort dat je de deelnemer als een volwassene behandelt. Hij brengt immers veel kennis en ervaring mee, ook over waar hij tegenaan loopt in het dagelijks leven. Goede begeleiding bij het verwoorden van de leervragen is daarbij belangrijk, om ervoor te zorgen dat iemand de juiste ondersteuning krijgt of een passend leertraject ingaat. Het moet relevant zijn voor het probleem of de situatie waar een volwassene beter mee wil kunnen omgaan.’ Als iemand zegt dat hij beter wil leren schrijven, of online handiger wil worden, dan moet je als aanbieder of docent doorvragen, vervolgt Elderenbosch: ‘In welke situaties heeft deze persoon het lastig? Dan kan bijvoorbeeld blijken dat hij zich prima redt op sociale media, maar dat online bankieren niet lukt. Dan moet je nog verder afpellen hoe dat komt. Kan iemand het echt niet, of heeft het met weinig zelfvertrouwen of angst te maken?’
Overlap sociaal werk
De gesprekvaardigheden van de docent zijn volgens Elderenbosch misschien wel net zo belangrijk als de didactische. ‘Er zit veel overlap tussen wat sociaal werkers doen en wat docenten in de volwasseneneducatie doen. Sociaal werkers zijn keien in relatie opbouwen met mensen en werken aan het zelfvertrouwen. Zij zijn ook gewend om te benoemen wat ze zien. Als je merkt dat instructies niet goed opgevolgd worden, kun je dat best ter sprake brengen. Klopt het dat je dat lastig vindt? Vind je het fijn als we samen kijken hoe je verder kunt?’ Op hun beurt kunnen sociaal werkers van grote betekenis zijn in het versterken van de basisvaardigheden van hun cliënten. ‘Maar dan is het wel belangrijk dat ze het aanbod goed kennen. En dat is niet overal even eenvoudig, gezien de huidige versnippering.’ Verder is het volgens de onderzoeker goed als sociaal werkers zich realiseren dat signalen die ze opmerken, niet te maken hoeven hebben met iemands beperking, maar dat die kunnen wijzen op moeite hebben met basisvaardigheden: soms gaan sociaal werkers te snel over tot het oplossen van problemen, en vergeten daarbij de stap dat iemand ook nog iets zou kunnen leren en groeien in zelfredzaamheid.