Ondanks dat er een uitgebreid aanbod is voor mensen met beperkte basisvaardigheden, blijft het moeilijk om hen te bereiken. En dat geldt met name voor NT1’ers, die Nederlands als eerste taal hebben. In de taalhuizen zijn vooral veel NT2’ers te vinden, voor wie Nederlands de tweede taal is.
Motivatie
In zijn onderzoek bracht De Greef eerst in kaart waarom het zo lastig is om NT1’ers te bereiken. Dé laaggeletterde NT1’er bestaat niet, en dat is meteen één van de moeilijkheden. Ze verschillen van elkaar op kenmerken als leeftijd en sekse, op de dagelijkse bezigheden en qua netwerk. De moeder die haar kinderen niet goed kan helpen met hun huiswerk is er één. Maar ook de werkende vijftigplusser die zijn collega’s van een andere vestiging tegenwoordig niet kan bellen, maar alleen per mail kan bereiken. Voor deze twee mensen is de urgentie en daarmee de motivatie om aan de slag te gaan groot. Maar er zijn ook mensen die niet gemotiveerd zijn, en die bovendien het gevoel hebben dat ze er toch niets aan kunnen veranderen.
Positieve boodschap
De kwestie van motivatie ligt in deze gevallen dus ook bij degene die iemand wil werven voor een leertraject: de wil om te leren moet in het gesprek met de persoon zelf ontstaan. Om dat voor elkaar te krijgen is het belangrijk dat degene die werft, en dat kan een familielid, een leidinggevende, een sociaal werker of een vrijwilliger zijn, met een positieve boodschap komt. Dat kan hij doen door samen op zoek te gaan naar de voordelen van betere taalvaardigheden, specifiek voor deze persoon in deze setting: voor de één is dat misschien meer kans op een andere baan die tot de pensioengerechtigde leeftijd vol te houden is, voor de ander bijvoorbeeld dat hij voortaan zelf de zorgtoeslag digitaal kan aanvragen. Het leeraanbod zal dus aan moeten sluiten bij iemands persoonlijke situatie.
Barrières
Een veelvoorkomende barrière is dat veel NT1’ers met beperkte basisvaardigheden eerdere negatieve leerervaringen hebben. Ze kennen problemen met onderwijs en met gezagsdragers. Dit verklaart ook waarom een deel van hen negatieve associaties heeft met instellingen die met lezen en schrijven te maken hebben, zoals de bibliotheek. Dat is voor aanbieders van leertrajecten iets om rekenen mee te houden. Vertrouwen opbouwen is daarom een belangrijke voorwaarde. Het literatuuronderzoek en de geïnterviewde deelnemers benoemen ook nog externe factoren zoals geen tijd hebben vanwege het werk, geen geld hebben en niet weten dat er leeraanbod bestaat. De deelnemers zelf noemen angst en schaamte het vaakst als barrière.