Onderzoeker Ali Velvis (links) en Annemieke Pungu-Wibbelink (tweede van rechts) in gesprek met de gemeente Barneveld

Onderzoeker Alie Velvis en Annemieke Pungu-Wibbelink in gesprek met de gemeente Barneveld

WerKplaatsen sociaal domein
Samenwerken

Vier wetten van samenwerken

Samenwerken en impact. Het zijn allebei zogenaamde hoera-begrippen. Niemand is er tegen, iedereen wil er meer van. Maar helaas: als puntje bij paaltje komt, blijkt het allemaal veel ingewikkelder.

Laten we beginnen bij impact. Er zijn drie redenen om in het sociaal domein in plaats van ‘effect’ liever over ‘impact’ te willen spreken. Effecten en de meting daarvan concentreren zich meestal op telbare eenheden, op korte termijn (binnen de periode van je aanbesteding), op enkele concrete aspecten. Impact probeert breder, dieper en langer te kijken. Breder: meer dimensies. Dieper: achterliggende effecten. Langer: hoe werkt dit door na drie, vijf of tien jaar, op een volgende generatie?

Niet makkelijk meetbaar

Lastig aan deze drie extra dimensies is dat ze niet makkelijk meetbaar zijn. Voor je het weet, beperken we ons dan maar tot wat zich op korte termijn, smal en oppervlakkig laat meten. Om daar vervolgens ook de investering toe te beperken. Zo doen we onszelf structureel tekort. Zijn alle investeringen in het sociale dan automatisch goed? Nee, integendeel. Juist in het sociaal domein is het heel goed mogelijk om te investeren in iets dat er vanzelf ook wel was gekomen. Of zelfs om dingen te doen die mensen afremmen, beperken. Je moet dus altijd de impact van je inzet - tegenover geen inzet - kunnen uitleggen en onderbouwen en graag ook kwantificeren. Niet makkelijk, wel noodzakelijk.

In de praktijk zijn de uren voor samenwerking meestal niet bekostigd

Iets vergelijkbaars geldt voor samenwerking. Ook hier denkt iedereen dat het supergoed is. Maar in de praktijk blijken de uren voor samenwerking meestal niet bekostigd te zijn. Dat komt er bovenop, dat wordt overhead. Dus dan doen we het maar niet. Zo doen we onszelf structureel tekort. Aan de andere kant: we kennen ook allemaal pogingen tot samenwerking die wel leiden tot drukte in de agenda, maar niet tot tastbaar resultaat. Je moet dus de beoogde meerwaarde van je samenwerking voortdurend voor ogen hebben en kunnen uitleggen. Niet makkelijk, wel noodzakelijk. Dit is de eerste wet van samenwerking:
 

1. Begin met de uiteindelijke impact voor ogen
Heb je (nog) geen helder beeld van de impact die je wilt maken? Begin er dan niet aan. Andersom, als je eenmaal een impact voor ogen hebt, mag je je onderweg best laten verrassen door meer of andere impact die op je weg blijkt te komen.

Er zijn in Nederland zestien Werkplaatsen Sociaal Domein, die elk vier à vijf langer lopende projecten hebben, met allemaal hun eigen set aan relevante lokale partners. Movisie is betrokken bij de inhoud en vormt ‘de standplaats’ van de associatie van de Werkplaatsen Sociaal Domein. De werkplaatsen en Movisie creëren samen allerlei gelegenheden waar ze elkaar vertellen wat ze doen, waar ze mee worstelen en wat ze kunnen doen om groter en impactvoller te worden. Dit is de tweede wet van samenwerking:
 

2. Het loont om mensen samen te brengen
Dit doen de werkplaatsen en Movisie bijvoorbeeld in landelijke overleggen, in werkbezoeken (van werkplaatsen aan elkaar), via ambassadeurs/kennismakelaars (tussen Movisie en werkplaatsen), via thematische werkgroepen (waarvan community building in het kader er één is). Dergelijke uitwisselingsbijeenkomsten zijn cruciaal voor een lerende gemeenschap. Wat hier in de weg kan staan, is dat ze er geen ruimte voor hebben in hun begroting. Dit brengt mij bij de derde wet van samenwerking die ik op basis van de werkplaatservaringen kan formuleren:


3. Samenwerking moet in de begroting zitten
Bij de Werkplaatsen is tien procent van hun subsidie bedoeld voor gezamenlijke activiteiten. Dat is cruciaal, tenminste als je je ook aan de andere wetten houdt. Of ze vervolgens ook samen projecten gaan doen, of en hoe hun samenwerking zich verdiept: dat is aan henzelf. Er is geen plicht, er zijn geen dwingende afspraken, want coördinatie heeft ook een prijs. Er zijn namelijk ontzettend veel mogelijke verbanden, zoveel dat je moeiteloos in een woest afstemmingscircuit belandt. Hier hanteer ik de belangrijke vierde wet van samenwerking:
 

4. Coördinatie is duurder dan dubbel werk
De twee voorbeelden in de kaders op deze pagina illustreren mijn kleine reflectie.
Binnen de themawerkgroep communitybuilding kon de wens om een gezamenlijke investering te plegen in begripsverheldering ontstaan doordat mensen samenkwamen en uitwisselden waar ze tegenaan liepen. Ze maakten samen een stuk, zonder overigens te verordonneren dat alle anderen dit zouden moeten volgen. De vraag is hooguit welke impact hun begripsverheldering oplevert.

Begripsverheldering rond zorg en welzijn ouderen

In de samenwerking tussen zorg en welzijn, en tussen de formele en informele zorg, worden vaak verschillende termen en definities gebruikt. Dat leidt tot verwarring, onder meer bij beleidsmakers. Maar ook binnen hogescholen spreken zorg- en welzijnsdocenten niet altijd dezelfde taal.

Deze verwarring werd gesignaleerd binnen de themawerkgroep Community building van het werkplaatsenprogramma, een samenwerkingsverband van onderzoekers en lectoren van diverse hogescholen, ondersteund door de associatie van de Werkplaatsen Sociaal Domein. Hier ontstond het initiatief om samen te komen tot begripsverheldering. Centrale vraag: wat zijn de overeenkomsten en verschillen tussen veelvoorkomende termen in het (beleids)denken over zorg voor thuiswonende ouderen?

Draagvlak

Uitkomst is een gezamenlijke publicatie waarin veel voorkomende begrippen helder zijn gedefinieerd, wat kan bijdragen aan meer eenduidigheid in de communicatie tussen professionals, zorgverleners, mantelzorgers en ouderen. Des te belangrijker, nu er meer en meer verwacht wordt van de informele zorg. De publicatie is het resultaat van methodische samenwerking van Eric Schoenmakers (Fontys), Jeanet van de Korput (Windesheim), Lars Ramaker (Movisie) en Renske van der Zwet (Fontys). Schoenmakers nam de leiding in het structureren van het literatuuronderzoek, wat bijdroeg aan een gedeelde werkwijze. De samenwerking bevordert het draagvlak voor het gebruiken van de termen zoals in de publicatie is verwoord. Ook zorgt het ervoor dat de publicatie breder wordt verspreid, gelezen en toegepast dan wanneer het alleen vanuit één hogeschool komt.

De ander casus illustreert dit eens te meer: de betrokkenen hadden een beeld voor ogen, kwamen elkaar tegen, bedachten dat hun impact zou groeien als ze dit samen zouden doen - en dat deden ze. En de mooie belofte van impact die breder, dieper en langer is, zit besloten in hun slotopmerking: ‘Nu kennen we elkaar echt en kunnen we elkaar makkelijker vinden.’

Over de grenzen van de werkplaats

De lectoraten van de CHE en Hogeschool Viaa kennen elkaar al lang en hebben veel overeenkomsten. Ze hebben een religieuze identiteit, een focus op zingevingsvraagstukken en zijn actief in een ruraal werkgebied. Afgelopen jaren is de wens uitgesproken om de krachten te bundelen en meer samen te werken. Een concreet voorbeeld is hun gezamenlijke onderzoek in Barneveld naar inclusie van onder andere ouderen. Viaa ging onderzoek doen in deze gemeente, die in het werkgebied van CHE lag. Hierdoor lag een samenwerking voor de hand.

Het onderzoek werd gezamenlijk opgezet: onderzoeker Alie Velvis (Viaa) leidde de kwantitatieve onderzoeksopzet en de kwalitatieve analyse, en onderzoeker Annemieke Pungu-Wibbelink (CHE) de kwantitatieve analyse. Vertrouwen en wederzijdse nieuwsgierigheid vormden de basis voor een gelijkwaardige samenwerking. ‘In de praktijk betekende dat: samen naar Barneveld om in gesprek te gaan met de mensen daar’, zegt Velvis. ‘We hebben echt als een duo samengewerkt. Het verschilde niet veel van samenwerken met een collega van je eigen hogeschool.’

De impact van de samenwerking reikt verder dan deze publicatie. De gedeelde inzichten over sociale inclusie en ouderen voeden weer nieuw onderzoek en versterken het begrip van elkaars leerlijnen.
Door de blijvende ontmoeting, bijvoorbeeld tijdens de landelijke bijeenkomsten van Movisie, maar ook daarbuiten, ontstaat ruimte voor een duurzame samenwerking. Velvis: ‘Als ik nu een thema zie waarvan ik denk: ‘Daar kan Annemieke iets mee’, neem ik contact met haar op. En andersom ook. Nu kennen we elkaar echt en kunnen we elkaar makkelijker vinden.’

Tekst: Krijn van Beek Foto: Eigen foto Hogeschool Viaa