Na mijn gesprek met Gerard kom ik Diny buiten tegen bij de ingang van de flat. Ze zit samen met medebewoner Marja in de zon, allebei op hun rollators. Dit doen ze vaker, vertellen ze me, want zo zien ze iedereen komen en gaan. Beide dames doen veel activiteiten in de flat, vaak samen. Een andere buurvrouw, Carolien, sluit ook vaak aan. Net zoals Peter, de man van Marja. Ik vraag of ze andere buren ook wel eens buiten de activiteiten om zien. Eigenlijk nooit, zeggen ze. En op de koffie gaan doen ze alleen bij elkaar, en bij niemand anders.
Wat deze bewoners laten zien: gemeenschappen hebben vaak grenzen en zijn niet zomaar inclusief – al is dit vaak wel het ideaal. Dat Gerard medebewoners ontmoette bij een activiteit zorgde niet zomaar voor verbinding. Integendeel: na een negatieve ervaring trok hij zich juist terug. Kan een gemeenschap daarmee ook iets negatiefs zijn?
Een maandag, zomer 2024
Vandaag interview ik Henk, een bewoner die graag verhalen over het oude Amsterdam vertelt. Het valt me op hoe rommelig en vol zijn huis is. Dat lijkt me niet handig, want meneer is slecht ter been. Het is een warme dag en ik zie fruitvliegjes rond de volle vuilnisbak. Zou hij niet wat meer hulp kunnen gebruiken? Zijn situatie lijkt mij iets voor de thuiscoach: een nieuwe professional die flatbewoners vanuit een flexibele rol kan bijstaan. Alleen, de thuiscoach begint pas over een paar weken. Als ik Henk vraag of het een idee is als iemand eens komt kijken of hij ergens hulp bij nodig heeft, wuift hij de vraag weg. Later stel ik voor zijn vuilniszak mee naar beneden te nemen. Hij doet alsof hij me niet hoort.