De frictie wordt tastbaar op momenten waarop hij zich uitspreekt voor de wijk, zo geeft hij zelf aan: ‘Als ik mezelf hard maak voor iets in de afgelopen maanden, jaren, bij al die bijeenkomsten dan krijg ik heel vaak als reactie: ‘Namens wie spreek je? Wie is we?’ Ik praat altijd in we-vorm. ‘Over wie hebben we het? Zijn dit alle mensen uit de wijk?’ Nee natuurlijk niet! ‘Wie dan wel?’ Heel vaak die vraag; ik vond het altijd best vervelend. Want ik kan bewijzen dat ik een grote achterban heb, maar elke keer moet ik me opnieuw bewijzen door zo’n vraag te beantwoorden.’
Lastige positie
Wanneer hij voor de wijk wenst te spreken, wordt zijn vertegenwoordiging altijd betwijfeld. Doe je dit voor jezelf, de moslims, of de wijk? Hamza begeeft zich zodoende in een lastige positie waarin gewenst en ongewenst zijn hand in hand gaan.
Aan de ene kant, heeft hij banden met de islamitische gemeenschap die de gemeente wil bereiken en activeren. Aan de andere kant zorgt zijn religieuze identiteit ervoor dat hij buiten de zogenaamde universele categorie van betrokken bewoner valt. Een initiatief van Hamza kan geen bewonersinitiatief zijn, want het komt uit de islamitische hoek.
Brug vormen
De vraag ‘met wie werk je samen?’ raakt aan relaties tussen professionals die in de wijk werken en bewoners die in de wijk wonen. Mijn onderzoek legt bloot hoe de ‘wijkgerichte’ beleidspraktijk op ongelijke manieren verwelkomend is voor bewoners met verschillende achtergronden.