Om agressief gedrag te verminderen, moet je daders begrijpen
Agressie tegen zorg- en hulpverleners is al lang geen incident meer. Hard straffen is het makkelijke antwoord. Arno van Dam, hoogleraar Antisociaal gedrag, psychiatrie en maatschappij: ‘Zorg- en hulpverleners onderschatten vaak wat je samen met mensen met antisociale gedragsproblematiek kunt bereiken.’
Arno van Dam spreekt in zijn artikelen liever over stekelig dan over agressief gedrag [1]. Dat lijkt een eufemisme voor de wijze waarop sommige mensen hulpverleners bejegenen. De opmerking parerend zegt de Tilburgse hoogleraar dat onderzoek naar mensen die zorg- en hulpverleners en ook ambtenaren agressief benaderen [2], aantoont dat zij vaak een antisociale persoonlijkheidsproblematiek hebben.
‘Door hun stekels op te zetten, geven ze te kennen dat men op afstand moet blijven’
Van Dam: ‘Dat houdt onder meer in dat ze weinig vertrouwen hebben in de buitenwereld, voortdurend op hun hoede zijn en voor de aanval kiezen als beste verdediging. We hebben het hier over 1 tot 3 procent van de Nederlanders, die moeite hebben om zich aan de sociale regels te houden, snel geïrriteerd raken en prikkelbaar zijn. De reden dat ik hun vaak impulsieve en onverantwoordelijke gedrag stekelig noem, is omdat ze door hun stekels op te zetten de buitenwereld te kennen geven dat ze op afstand moet blijven.’
Mensen in achterstandssituatie
‘In het handboek DSM-5 voor de classificatie van psychische stoornissen wordt een antisociale persoonlijkheidsproblematiek gedefinieerd als een psychiatrische stoornis', zegt Van Dam. ‘Maar dat is maar een deel van het verhaal. Je kunt het toch niet toevallig noemen dat deze stoornis zes keer vaker voorkomt bij mensen in een achterstandssituatie dan bij anderen?
‘Cliënten kunnen het gevoel krijgen dat ze veroordeeld worden en dat anderen voor hen besluiten’
We moeten ons kennelijk allemaal ‘normaal’ gedragen. De vraag is dan of er goede hulp is voor mensen die er moeite mee hebben om aan de sociale norm te voldoen.
‘Hulpverleners willen helpen, het ligt in de titel van hum metier besloten. Dat op zich lovenswaardige streven kan onbewust een paternalistisch karakter krijgen en cliënten het gevoel geven dat ze veroordeeld worden voor hun gedrag en dat anderen voor hen besluiten. Voor mensen die sowieso moeite hebben met de wereld om hen heen, kan dat reden zijn om heel boos en soms agressief te worden.
‘Hulpverleners voelen afkeer, angst en veronderstellen dat er weinig met deze groep is te beginnen’
Overigens is de bereidheid onder de hulpverleners niet heel hoog om mensen met een gediagnosticeerde antisociale gedragsproblematiek bij te staan, ongeveer 12 procent [4]. De overige 88 procent vindt weliswaar dat ook deze groep cliënten hulp verdient, maar ziet zichzelf niet als de meeste geschikte kandidaat om dat aan te bieden. Ze voelen afkeer, angst en veronderstellen dat er weinig met deze groep is te beginnen.’
U bent het niet met die 88 procent eens?
‘Ik denk dat zorg- en hulpverleners vaak onderschatten wat je samen met mensen met een antisociale gedragsproblematiek kunt bereiken. Voorwaarde is wel dat je als zorg- of hulpverlener stevig in je schoenen staat. Deze groep cliënten is heel direct in het contact: als je iets zegt wat zij onzin vinden, dan krijg je het onmiddellijk luid en duidelijk te horen. Dat kan even schrikken zijn, maar je weet wel meteen waar je aan toe bent. Zelf vind ik dat prikkelend.’
Het is prijzenswaardig dat er hulpverleners zijn die deze groep cliënten wel willen ondersteunen. Probleem is echter dat er geen bewezen aanpak is waarop kan worden teruggegrepen.
‘Die bewezen aanpak is er inderdaad niet. Wel blijkt uit een aantal experimenten dat mensen met een antisociale gedragsproblematiek weliswaar snel zien of de ander boos is, maar geen oog hebben voor diens angst of verdriet. De les voor zorg- en hulpverleners is dat zij hun cliënten zoveel mogelijk moeten ondersteunen om ook die gevoelens bij de ander te leren herkennen.’
En dat doe je door...? Welke handvatten zijn er voor de goedwillende zorg- of hulpverlener?
‘Om te beginnen moet je een vertrouwensband met je cliënt creëren [5]. Stel je op als een gesprekspartner, deskundig maar niet alleswetend.
Minstens zo belangrijk is dat je de cliënt de ruimte biedt om zijn verhaal te doen. Begin niet met het oplepelen van procedures of met het aandragen van oplossingen.
Wees transparant over wat er in je omgaat. Dus als een cliënt boos wordt of rare dingen roept, zeg hem dan dat je daarvan schrikt. Dat is geen teken van zwakte, maar draag bij aan de vertrouwensband die je met je cliënt wil opbouwen.’
En wat je moet vooral laten?
‘Beloof geen dingen die je niet waar kan maken. Als je belooft terug te bellen, moet je dat ook altijd doen.
Om te voorkomen dat cliënten je gaan manipuleren, moet je stevig in je schoenen staan en niet al te gemakkelijk van standpunt veranderen.’
‘Je bent gelijkwaardig, eerlijk en gaat de confrontatie waar nodig met elkaar aan’
Van Dam vergelijkt de ideale relatie tussen de zorg en hulpverlener en zijn cliënt met vriendschap. ‘Je bent gelijkwaardig, eerlijk en gaat de confrontatie waar nodig met elkaar aan.’
De groep mensen met een antisociale gedragsproblematiek beslaat 1 tot 3 procent van de Nederlandse bevolking. Is het denkbaar dat dit cijfer met de door u voorgestelde aanpak zakt?
‘Ik pleit voor realisme. Waarschijnlijk zullen er altijd mensen zijn die moeite hebben om aan de sociale norm te voldoen. Dat komt doordat er ook altijd mensen zullen zijn die in beroerde omstandigheden opgroeien en uit overlevingsinstinct afwijkend gedrag vertonen.’
‘Als je niet hebt geleerd emoties bij anderen te herkennen, ben je dan antisociaal of asociaal?’
Tot besluit wil Van Dam het gebruik van het label antisociaal nuanceren. ‘Als je in je jeugd niet hebt geleerd om emoties bij de ander te herkennen, ben je dan antisociaal of asociaal? Om je ergens tegen te keren – anti – moet je op zijn minst enig besef hebben van hetgeen waartegen je verzet. Voor veel mensen die we gemakshalve een antisociale gedragsproblematiek toedichten, is het probleem nu juist dat hun opvoeders hen niet vertrouwd hebben gemaakt met de bestaande sociale normen. Kortom: ze weten gewoon niet wat het goede gedrag is. Maar het valt ze met veel vallen en opstaan alsnog te leren.’
Ingewikkelder is dat met mensen die wel weten wat er in een ander omgaat, maar daar totaal geen rekening mee wensen te houden, aldus Van Dam. ‘We hebben het hier over een relatief kleine groep, vallend onder de categorie psychopathie, die doelgericht en gevoelloos speelt met andermans gevoelens. Wat ik nou zo jammer vind, is dat juist deze groep beeldbepalend is in het debat.’